Ontvoering

Fragment uit Hoofdstuk 12

Monument Valley USATerwijl de schemering langzaam neerdaalde volgde Lucas Drum door de Witte Stad. Hij liep als in roes en had in het geheel geen oog voor de schoonheid die hij altijd zo bewonderd had. Drum praatte voortdurende tegen hem, maar zijn woorden gingen vrijwel onopgemerkt aan Lucas voorbij. Niets van wat het mannetje tegen hem zei interesseerde hem ook maar enigszins, zozeer was hij aangeslagen door zijn verdriet over het onverwachte afscheid. De gang viel hem bijzonder zwaar en Drum, die gaandeweg doorkreeg dat Lucas geen enkele behoefte had om te praten, deed er uiteindelijk het zwijgen toe. Dat bleef zo totdat ze linksaf een lange straat inliepen. Deze liep langzaam omhoog en werd geflankeerd door een dubbele rij brandende straatlantaarns die zich als twee vlammende linten naar een klein poortgebouw in de verte uitrolden.
“We zijn er bijna,” sprak Drum zachtjes.
Lucas knikte. Hoewel hij na die bewuste zondag toen hij in Waarland aankwam hier niet meer geweest was, had hij de straat al herkend nog voordat Drum iets had gezegd. Nu begon de moed hem ineens in de schoenen te zinken. Met een schok realiseerde hij zich dat dit zijn laatste gang in Waarland was en dat hij het nooit meer terug zou zien. Meteen hield hij zijn pas in om nog één keer om zich heen te kijken. Terwijl hij achterom keek werd zijn blik ineens getroffen door een groep mannen die op een afstand van zo’n twintig meter uit een steeg kwamen lopen. De voorste man van de groep keek geschrokken naar Lucas en slaakte een kreet.
“Daar is Lucas. Grijp hem!”
Meteen daarop renden de mannen op hen af en nog voor ze konden reageren waren zij door hen omsingeld. Het waren er acht en ze waren allen gewapend. De man die zojuist het bevel had gegeven, stapte naar voren en ging pal voor Lucas staan. In een reflex haalde deze naar hem uit maar de man greep bliksemsnel zijn arm vast en draaide deze op zijn rug. Nog voor Drum kon reageren hadden twee anderen hem stevig vastgepakt en tussen zich ingenomen.
“Dat noem ik nog eens een mooie buit,” grijnsde de man die Lucas had vastgegrepen. “Eens kijken of die mooie koning van jullie nog wat voor jullie over heeft.”
Wanhopig probeerde Lucas zich aan de greep van de man te ontworstelen, maar deze voerde de druk enkel maar verder op. Lucas schreeuwde het uit van de pijn en meteen legde de man een hand over zijn mond.
“Hou je stil, als je niet wilt dat er ergere dingen met je gebeuren, siste hij in Lucas’ oor. Je moest eens weten in wat voor beroerde positie jij je momenteel bevindt. Je weet klaarblijkelijk nog niet wie ik ben, maar ik ken jou maar al te goed. Ik heb je vaak genoeg door het paleis zien lopen, zonder dat jij wist wie ik was.”
Met een schok realiseerde Lucas zich dat dit Plutar, de meest gezochte man van Waarland, moest zijn. Hij knikte met zijn hoofd om aan te geven dat hij Plutar begrepen had, en meteen daarop haalde deze zijn hand voor Lucas’ mond weg, en pakte een mes dat hij dreigend tegen diens keel hield.
“Zolang wij elkaar maar begrijpen hoef jij je geen zorgen te maken. Maar pas op!” sprak hij dreigend, “Bij de eerste de beste verkeerde actie snijdt ik je de strot door,” Vervolgens wendde hij zich tot de anderen. “Laten we vlug naar de schuilplaats gaan, voordat iemand ons hier opmerkt en alarm slaat.”
Hij wenkte twee van zijn handlangers en beval hen om Lucas tussen zich in te nemen.
“Zodra hij probeert te ontsnappen, dan dood je hem, begrepen,” bitste hij.
De beide mannen knikten gedwee en namen Lucas in een stevige greep tussen zich in. Beiden hielden een mes in de aanslag. Vervolgens zette het gezelschap zich in beweging en trok onder leiding van Plutar de steeg weer in. Lucas kreeg even de kans om een blik op Drum te werpen en zag dat diens gezicht van angst was vertrokken. Zelf was hij er niet veel beter aan toe. Hij realiseerde zich maar al te goed dat zijn kans om op tijd bij de Spiegelpoort te arriveren nu zo goed als verkeken was, en hij zinde op een manier om uit deze benarde situatie te geraken. Ineens schoot hem een list te binnen.
“Ik weet niet wat je met ons van plan bent,”sprak hij nerveus, “maar ik ben door de koning op een uiterst belangrijke missie gestuurd, en ik vrees dat zijn wraak niet mals zal zijn wanneer ik niet op tijd op de plaats van afspraak arriveer.”
Plutar liet zich afzakken zodat hij naast Lucas en zijn bewakers liep.
“Denk je dat ik ook nog maar iets te verliezen heb,” sprak hij met een sarcastische grijns om zijn mond. “Het maakt me in het geheel niet uit wat Ferdinand met mij van plan is. Ik weet sowieso wel dat ik al mijn krediet verspeeld heb.”
Lucas zag in dat hij geen enkel kans had om de man tot andere gedachten te bewegen. Het vooruitzicht echter dat hij te laat bij de poort zou belanden, verstikte hem bijna. Hij moest gewoon doorgaan met zijn poging, ook al was het tegen beter weten in.
“Ik zou een goed woordje voor je kunnen doen bij de koning,” sprak hij hoopvol, maar Plutar snoerde hem meteen de mond.
“Vergeet het maar, jongen. De beste kans die ik heb om nog enigszins voordelig uit deze situatie tevoorschijn te komen is jou als gijzelaar te gebruiken. Ik denk dat daar heel wat meer voordeel voor mij in zal zitten dan in hetgeen jij mij te bieden hebt. Dus spaar je de moeite. Je zult me niet op andere gedachten kunnen brengen.”
Nu zonk Lucas de moed helemaal in de schoenen. Met een paar woorden had Plutar hem duidelijk gemaakt dat hij zijn kans op een tijdige terugkeer naar zijn wereld wel kon vergeten. In één klap was zijn mooie droom om een succesvolle toekomt in zijn eigen wereld op te bouwen aan diggelen gegooid.
“Houd moed, Lucas,” sprak Drum achter hem. “Zolang de tijd nog niet verstreken is, is er nog hoop. Kijk intussen uit waar je loopt.”
“Alsof dat wat uitmaakt,” grijnsde Plutar. Vergeet het maar, er is geen enkele kans voor jullie om te ontsnappen.”
Meteen gaf hij het bevel om de gijzelaars steviger vast te houden en hun snelheid te verhogen. In een hels tempo werden de twee gevangenen door de verduisterde stad voortgejaagd. Een bleek maanlicht was het enige dat hun gang verlichtte. Uiteindelijk bereikten zij door een wirwar van steegjes een klein park. Achter een paar struiken hielden ze halt voor een korte pauze, tijdens welke Plutar en zijn mannen een eenvoudige maaltijd gebruikten. Ze hielden om de beurt de wacht bij hun gevangenen. Ondanks de strenge bewaking slaagde Lucas erin om contact met Drum te leggen. Deze wist hem met signalen te beduiden dat het inmiddels elf uur was geworden en Lucas wist nu zeker dat zijn kansen voorgoed verkeken waren.
Plotseling klonken er vanuit de verte voetstappen. Naar het geluid te oordelen was het een groep mensen die snel naderbij kwam.
“Help,” schreeuwde Drum plotseling uit alle macht. Meteen werd hij met een klein knuppeltje buiten westen geslagen. Zijn kreet was echter voldoende geweest om de aankomende groep te alarmeren. Er klonk een kort bevel en het geluid van een aanstormende voetstappen kwam snel naderbij.

EN BESTEL OF LEEN NU DIT BIJZONDERE E-BOOK
Deel dit met je vrienden.